MAKKELIJK IN PLAATS VAN MOEILIJK
Twee voorbeelden van hoe onze opvoedtechnieken steeds weer verzanden in goede bedoelingen en vervelend gedrag blijft bestaan, ondanks dat we denken dat we er alles aan doen om het te laten stoppen.
Het vergt een andere manier van denken om het op te lossen. Denk niet steeds : ‘hoe kan ik de hond op z’n kop geven als hij iets doet wat ik niet wil?’ Dat betekent namelijk dat we de hond steeds weer toestaan om iets te doen wat we niet willen en hem daarna straffen. Het feit dat hij steeds weer dat ongewenste gedrag herhaalt en dat wij steeds weer mopperen en dat hij het dan toch steeds weer doet zou toch een lichtje moeten laten branden: zijn we niet verkeerd bezig? Je bereikt namelijk niet wat je wil bereiken: dat de hond dat gedrag nooit meer vertoont.
Ik heb vaak mensen zien trainen met hun hond: de hond kreeg het commando zit en moest dan dicht tegen het been van de eigenaar gaan zitten. De hond ging zitten, maar een beetje scheef. De baas zegt ‘beter!’ en de hond ging goed zitten en werd beloond. Steeds weer als het commando werd gegeven deed de hond het eerst fout en pas na het commando ‘beter’ wél goed. Waarom vroeg ik me af, wordt het zitten niet gelijk zo aangeleerd dat de hond het gelijk goed doet? In plaats van hem steeds eerst weer de fout in te laten gaan en hem vervolgens te verbeteren? Het kost veel meer tijd en energie dan de gewenste oefening gelijk correct aanleren.
De hond heeft geleerd ons te manipuleren. In het voorbeeld van het bedelen ligt zijn voordeel in het feit dat de hond geen agenda heeft: hij heeft geen haast, hij hoeft niet ergens om zo-en-zo-laat te zijn. Hij heeft alle tijd en kan rustig wachten, als hij al eens iets heeft gehad, dan houdt hij heel lang vol. Sterker nog als je het heel lang volhout om ‘m niets te geven en dan na weken ineens toch maar weer bezwijkt, dan is het bedelen nog sterker verankerd ‘zie je wel, als ik maar lang genoeg wacht, dan krijg ik uiteindelijk min zin’.
Leer de hond om, steeds als je zelf gaat eten, in zijn mand te gaan liggen en dat dát hem iets lekkers oplevert, zeker als je de oefening uitbouwt en hij netjes blijft liggen. Wees consequent en geef hem geen enkele aandacht (ook geen zucht of frons) als hij bedelt maar beloon hem als hij netjes in zijn mand gaat liggen.
In het voorbeeld van het opspringen krijgt de hond, hoe dan ook, aandacht van zijn eigenaar, hetzij een knuffel en lieve woordjes, hetzij een duw en gemopper. Iedere vader en moeder weet dat negatieve aandacht óók aandacht is, dit geldt bij de opvoeding van onze hond net zo goed. Leer de hond aan dat hij alleen maar knuffels en aandacht krijgt als hij zit, of zit en een poot geeft. In alle andere gevallen krijgt hij géén aandacht, dus doe voorlopig geen korte of witte broek of nylons aan zodat het opspringen makkelijker kan worden genegeerd. Niets zeggen, niet aankijken en niet aanraken, de hond zal, als je het écht volhoudt, er van overtuigd raken dat je kapot bent en er niets meer aan vinden, omdát je niet meer reageert.
In beide gevallen wordt het ongewenste gedrag eerst erger voordat het uiteindelijk geheel verdwijnt: dat komt omdat de hond altijd een reactie heeft gekregen en niet direct snapt dat het nu echt over is, hij gaat wat nadrukkelijker bedelen of springen om tóch resultaat te krijgen. Deze verergering heet een extinction burst, een ‘uitbarsting’ van het gedrag in een laatste poging om hetzelfde effect te scoren dat hij gewend was. Zodra dit voorbij is, is het gedrag uitgedoofd (extinction).
Als je een pupje in huis neemt, maak een verlanglijstje van gedrag dat je graag ziet bij het beeld dat je voor ogen hebt over hoe je hond zich moet gedragen. Leer de pupje direct dát gedrag aan, dat scheelt heel veel frustratie en tijd later!
Veronica van Ameijde